Het klimaat verandert. Nederland moet zich voorbereiden en aanpassen aan de effecten van klimaatverandering. Ook wanneer we erin slagen de CO2-uitstoot drastisch terug te brengen, zal door de traagheid van het systeem het klimaat veranderen en zullen we ons moeten aanpassen aan de optredende effecten.
TOETS021116KlimaaTadapTaTiEEnruimTElijKEOrdEningdEm.E.r.alSvOErTuig?Hetklimaatverandert.nederlandmoetzichvoorbereidenenaanpassenaandeeffectenvanklimaat-verandering.OokwanneerweerinslagendeCO2-uitstootdrastischterugtebrengen,zaldoordetraagheidvanhetsysteemhetklimaatveranderenenzullenweonsmoetenaanpassenaandeoptredendeeffecten.moniquedegrootAdAptAtieDE AUTEUrIr. Monique de Groot (0570-639348, monique.degroot@dhv.com) werktals adviseur Klimaatadaptatie bij DHV. Daarnaast werkt zij aan eenpromotieonderzoek aan de Wageningen UR, Alterra. De Groot adviseertverschillende overheden over het aanpassen van de ruimtelijke orde-ning aan klimaatverandering en is een van de grondleggers van deKlimaateffectatlas.Het KNMI heeft deze effecten voor de Nederlandse situatievoor de lange termijn (2050 en 2100) in beeld gebracht(Bessembinder 2009). Hoewel dit nog ver weg lijkt, hebbenveel van de beleidskeuzes die we vandaag maken wel betrek-king op deze termijn. Denk aan een nieuwe stedelijke uit-breiding of de aanleg van een natuurgebied. Het is daarom van belang deeffecten op de lange termijn nu al mee te nemen bij de ruimtelijke inrich-ting. Veelal gaat de aandacht echter alleen uit naar de directe gevolgenvoor de waterhuishouding en niet naar de gevolgen voor landbouw, natuur,toerisme of de inrichting van stedelijke gebieden (VROM-raad 2007). Defocus ligt hierbij vaak op technische oplossingen, die slechts een oplossingvoor het parti?le probleem zijn. Bovendien is de zichttermijn van de be-trokken actoren vaak korter dan de levensduur van de door hun geplandeobjecten (Figuur 1). Zo worden afwegingen rond de bouw van een nieuwewoonwijk veelal gemaakt tot uiterlijk het jaar 2040 of 2050, terwijl dewoningen in 2100 hoogstwaarschijnlijk ook nog dienst doen. De effectenvan de bebouwing op bijvoorbeeld het waterbeleid na 2050 worden op diemanier in het afwegingsproces niet meegenomen.BepalingDe procedure voor de milieueffectrapportage is bedoeld om de (langetermijn)-effecten van de verschillende alternatieven te kunnen bepalen, en op basisvan een integrale afweging van de verschillende effecten te komen tot eenvoorkeursoplossing. De plan-m.e.r. biedt dan ook goede mogelijkheden omruimtelijke inrichtingsplannen te toetsen op hun klimaatbestendigheid.De Commissie voor de m.e.r. heeft een speciale factsheet Klimaat en m.e.r.(Commissie voor de m.e.r. 2010) opgesteld waarin zij de initiatiefnemervraagt ? indien adaptatie als factor van betekenis wordt gezien ? aan tegeven hoe het beste ingespeeld kan worden op de effecten van klimaatver-Figuur 1. Indicatieve zichttermijnen van actoren en levensduur van objecten. Bron:VROM-raad 2007TOETS021117andering. De vraag is echter hoe de initiatiefnemer kan bepalen of adap-tatie een factor van betekenis is. Hiervoor is het nodig te bepalen in welkemate bepaalde effecten van klimaatverandering lokaal optreden in hetplangebied en in welke mate de aanwezige of geplande functies in hetplangebied hiervoor gevoelig zijn. Wanneer deze effecten vastgesteld kun-nen worden is het vervolgens de vraag hoe deze meegenomen worden inde systematiek van de m.e.r.-beoordeling en welke planhorizon hierbij ge-hanteerd zou moeten worden. In dit artikel worden op basis van ervarin-gen uit de praktijk hiervoor suggesties gedaan.Klimaateffecten in beeldIn de praktijk blijkt het moeilijk de klimaatscenario's zoals opgesteld doorhet KNMI te vertalen naar de lokale omstandigheden van een gebied. Meerof minder neerslag leidt niet ??n op ??n tot meer wateroverlast of meerdroogte. Hierbij spelen ook factoren als de bodemgesteldheid, maaiveld-hoogte en het landgebruik een rol. Voor watergerelateerde aspecten zoalsoverstromingsrisico, wateroverlast of watertekort is het veelal nodig gege-vens over veranderde neerslag- en verdampingspatronen via lokale hydrologi-sche modellen te vertalen naar de effecten voor een gebied. Complexe entijdrovende studies waarvoor veel gegevens nodig zijn. Om toch een eerstebeeld te kunnen krijgen van de mate waarin klimaateffecten van belangzijn in een gebied is in 2008 in opdracht van het Interprovinciaal Overleg(IPO) en met financiering van de kennisprogramma's Klimaat voor Ruimteen Kennis voor Klimaat, door een consortium van Alterra, KNMI en DHVFiguur 2. Systematiek van de KlimaateffectatlasFOTO:jOriSSCHaapDroge heide op de Veluwe.TOETS021118begonnen met de ontwikkeling van de Klimaateffectatlas (Goosen, Groot etal. 2009). De Klimaateffectatlas heeft als doel klimaatgegevens op een een-voudige en snelle manier landsdekkend beschikbaar te maken, waarbijoveral dezelfde uitgangspunten en randvoorwaarden worden gehanteerd.Dit heeft geresulteerd in een digitale kaartenatlas die via het internet(http://klimaateffectatlas.wur.nl) raadpleegbaar is. De atlas maakt onder-scheid tussen primaire, secundaire en tertiaire effecten (Figuur 2). Onderprimaire effecten verstaan we de meteorologische variabelen zoals veran-derende neerslagpatronen, hogere temperaturen en zeespiegelstijging.Deze gegevens zijn door het KNMI op basis van historische meetgegevensen klimaatmodellen voor verschillende klimaatscenario's beschikbaar. Omde effecten van deze meteorologische variabelen te kunnen bepalen, zijnze met behulp van verschillende landsdekkende modellen vertaald naar delokale omstandigheden in een gebied. Of hevige piekneerslag ook daadwer-kelijk tot water op straat leidt, is immers afhankelijk van factoren als debodemgesteldheid, de rioleringscapaciteit en de maaiveldhoogte. We noe-men dit secundaire effecten van klimaatverandering. Daarnaast bepaalt defunctie in een gebied of er daadwerkelijk sprake is van wateroverlast. Zowordt water in stedelijke gebied eerder als overlast ervaren dan water ophet land. Met behulp van de Klimaateffectatlas kan zo de klimaatrobuust-heid van een functie in een gebied bepaald worden: wanneer eeneffect in geringe mate optreedt en de functie in dit gebied is hiervoor nietgevoelig, spreken we van robuust. Treedt het effect wel in grote mate op enis de functie gevoelig voor het optredende effect dan spreken we van kwets-baar. De gradaties van kwetsbaar naar robuust worden uitgedrukt in eenvijfpuntschaal en met behulp van stoplichtkleuren op een kaart weergege-ven (Figuur 3). Zo kan in ??n oogopslag bepaald worden waar zich gebiedenbevinden die vragen om adaptatie. Het visualiseren van dergelijke gege-vens in kaartbeelden is belangrijk om de effecten van klimaatveranderingte laten doorwerken in de ruimtelijke planvorming. Kaarten zijn immershet belangrijkste communicatiemedium voor ruimtelijke planners. Kaar-ten maken het mogelijk de ruimteclaim die effecten van klimaatveran-dering leggen, te confronteren met andere ruimtevragers (D?hr 2007).De Klimaateffectatlas brengt niet alleen de watergerelateerde aspecten vanklimaatverandering in beeld, maar kijkt bijvoorbeeld ook naar de effectenvan temperatuur op landbouw, natuur of het leefklimaat in de stad. Opbasis van verschillende metingen is door Alterra een model ontwikkeld(Heusinkveld, Hove et al. 2010) waarmee uitspraken gedaan kunnen wor-den over welke plekken in de stad meer of minder gevoelig zijn voor hetoptreden van hittestress.Inmiddels is het consortium uitgebreid met verschillende kennisinstitutenen onderzoeksbureaus zoals Deltares, TNO en Future Water. Hierdoor kande kennis over verschillende effecten en gevolgen gebundeld en met elkaargecombineerd worden, wat een integrale afweging mogelijk maakt.De Klimaateffectatlas wordt momenteel doorontwikkeld in een interactievetoepassing, waarmee veranderingen in de ruimtelijke ordening of heteffect van adaptatiemaatregelen eenvoudig kunnen worden doorgerekendop hun klimaatbestendigheid. De Klimaateffectatlas kan hiermee een zeerbruikbare toepassing worden voor de m.e.r.-procedure. De initiatiefnemerkan met behulp van de atlaskaarten niet alleen beter bepalen of klimaat-adaptatie een relevant thema is, maar kan bovendien ook de voorgenomenontwikkeling eenvoudig toetsen op een positieve dan wel negatieve bijdrageaan de klimaatbestendigheid van een gebied.Klimaat in de m.e.r.Wanneer vastgesteld is dat adaptatie van betekenis is, is het de vraag hoede effecten van klimaatverandering meegenomen kunnen worden in dem.e.r.-beoordelingsystematiek. Hierbij zijn twee dingen van belang: (1)klimaat als onderdeel van de autonome ontwikkeling en (2) de ontwik-keling van toetsingscriteria voor de klimaatbestendigheid.Klimaat als onderdeel van de autonome ontwikkelingOok zonder de voorgenomen planontwikkeling zal het plangebied effectenondervinden van het veranderende klimaat. Het is daarom van belang dehuidige klimaatsituatie en de mogelijke toekomstige veranderingen alsonderdeel van de autonome ontwikkeling te beschrijven. Om de effectenvan klimaatverandering als onderdeel van de huidige situatie en autono-me ontwikkeling in beeld te brengen, kan gebruikgemaakt worden van deverschillende klimaateffectkaarten uit de Klimaateffectatlas. Deze brengennamelijk op basis van het huidig landgebruik de klimaatrobuustheid voorde verschillende tijdshorizonten in beeld. Welke tijdshorizonten van be-lang zijn, is afhankelijk van de planningstermijn van de voorgenomenplanontwikkeling. In veel gevallen zal deze termijn veel langer zijn dan bijandere aspecten, en zal deze ook verder gaan dan de investeringstermijnvan een plan.Toetsingscriteria voor klimaatbestendigheidOm de effecten van de verschillende alternatieven op de klimaatbestendig-heid of -robuustheid van een gebied te kunnen beoordelen, moetenklimaatdoelen en indicatoren ontwikkeld worden op basis waarvan deAdAptAtieFiguur 3.Voorbeeld van een klimaatrobuustheidskaart als optelsom van klimaateffect- en functiegevoeligheidskaarten.TOETS021119alternatieven gescoord kunnen worden. Deze doelen en indicatoren zijnniet alleen gericht op het reduceren van de kwetsbaarheid maar ook op hetzo goed mogelijk gebruikmaken van de kansen van de klimaatverandering.Het ligt niet voor de hand dit binnen een apart beoordelingsthema klimaatte doen. Klimaatverandering heeft immers zijn weerslag op verschillendethema's en aspecten zoals natuur, water en leefomgevingskwaliteit. Logi-scher is het om binnen de thema's waar klimaateffecten relevant zijn,beoordelingscriteria voor de verschillende indicatoren op te nemen.De Klimaateffectatlas gebruikt zogenaamde effect- en gevoeligheidindi-catoren om de mate waarin het effect optreedt en de mate waarin een func-tie gevoelig is voor dit effect te bepalen. De effecten die in beeld gebrachtworden zijn bijvoorbeeld overstroming, wateroverlast, watertekort enwarmte. Bij wateroverlast gelden bijvoorbeeld de kans op wateroverlast ende waterdiepte als effectindicator. Voor de functies stedelijk gebied, land-bouw, natuur, recreatie et cetera is per effect de gevoeligheid bepaald. Zo isde mate waarin hittestress in het stedelijk gebied optreedt niet alleenafhankelijk van de stijging van de temperatuur, maar ook van de dicht-heid, grootte en het percentage groen en water in een gebied. De indicato-ren zoals gebruikt in de klimaatscan zouden ook als toetsingscriteria in dem.e.r. gebruikt kunnen worden. Op deze manier wordt niet alleen beoor-deeld of een alternatief bepaalde effecten vergroot of verkleint, maar ookof de gevolgen ervan groter of kleiner worden.HandreikingHet benoemen van relevante indicatoren en beoordelingscriteria voorklimaatadaptatie verschilt per voorgenomen ontwikkeling en per gebied.Deze kunnen het best worden vastgelegd in de Notitie Reikwijdte en Detail-niveau. Om de initiatiefnemer hierbij handvatten te geven zou een hand-reiking waarin verschillende indicatoren en criteria worden uitgewerktechter welkom zijn. In de praktijk blijkt het namelijk nog lastig handen envoeten te geven aan hoe klimaatadaptatie mee te nemen in de m.e.r.-proce-dure. Initiatiefnemers zijn zich er niet altijd van bewust dat klimaatadap-tatie een factor van betekenis is, en wanneer ze dit wel zijn, blijkt het lastigom het streven naar een klimaatbestendige inrichting uit te werken in con-crete en toetsbare criteria. De VROM-inspectie concludeerde al eerder (Aardema2010) dat klimaatadaptatie in een aantal gevallen wel als ambitie in ruim-telijke plannen wordt ingebracht, maar door het ontbreken van een onder-bouwde motivatie en het ontbreken van stedenbouwkundige randvoor-waarden uiteindelijk weinig prioriteit krijgt in de afweging met andereruimtelijke belangen. Een handreiking voor klimaat in de m.e.r. zou deinitiatiefnemer helpen om klimaatadaptatie een volwaardige plek in dem.e.r. te kunnen geven. De Klimaateffectatlas kan hierbij gebruikt wordenals basis en inspirator, maar ook kan geleerd worden van voorbeelden uithet buitenland. In Groot-Brittanni? bijvoorbeeld is voor de Strategic Environ-ment Assesment een Guidance for Practitioners (Levett?Therivel 2004,revised 2007) opgesteld waarin per fase in het proces is uitgewerkt hoe kli-maatverandering meegenomen dient te worden. Als mogelijk toetsingscri-terium om de lokale effecten te beoordelen, wordt bijvoorbeeld het gemid-deld aantal overstromingsincidenten bij of droogteschades genoemd. Bijhet aspect maatregelen wordt het aantal huizen of (spoor)wegen in hetoverstromingsgebied als indicator genoemd.Mitigatie en adaptatieDit artikel richt zich op mogelijkheden om klimaatadaptatie een plek tegeven binnen de m.e.r.-beoordelingsystematiek. Immers ook wanneer weerin slagen de CO2-uitstoot drastisch terug te dringen, dan nog zullen weonze ruimtelijke inrichting door de traagheid van het systeem moeten aan-passen aan de effecten van klimaatverandering. Dit laat niet onverlet datin de m.e.r. ook aandacht besteed moet worden aan het voorkomen vanklimaatverandering (mitigatie). Sterker nog, maatregelen gericht op adaptatieen mitigatie zijn vaak aan elkaar gerelateerd. Denk bijvoorbeeld aan hetaanpassen van de gebouwde omgeving aan hogere temperaturen. Wanneerwe dit zouden oplossen door het plaatsen van airco's zal de CO2-uitstootalleen maar toenemen. Zowel in de zoektocht naar geschikte oplossingenals in de beoordeling ervan, zullen dus zowel doelstellingen voor mitigatieals adaptatie gehanteerd moeten worden. Of zoals de Britten het zeggen:"We should aim to manage the unavoidable and avoid the unmanageable."Geconcludeerd kan worden dat de m.e.r goede mogelijkheden biedt omruimtelijke inrichtingsplannen te toetsen op hun klimaatbestendigheid.Dit artikel doet enkele handreikingen hoe dit in de praktijk concreet temaken. Alleen dan kunnen we daadwerkelijk invulling geven aan de ambi-tie om ruimtelijke plannen klimaatadaptief te maken en klimaatadaptieeen volwaardige plek in het afwegingsproces met andere ruimtelijke belan-gen geven. De m.e.r kan hiermee het voertuig voor klimaatadaptatie in deruimtelijke planvorming worden. rEfErEnTiEs? Aardema, J. (2010). Doorwerking van klimaatadaptatie in ruimtelijke plannen,Een monitoring van de gemeentelijke praktijk. Den Haag,VROM-inspectie.? Bessembinder, J. (2009). Klimaatschetsboek Nederland, Het huidige en toe-komstige klimaat. De Bilt, KNMI.? Commissie voor de m.e.r. (2010). Klimaatverandering in m.e.r., Handvattenbij het schrijven van een MER.? D?hr, S. (2007).The visual language of spatial planning, Exploring cartograp-hic representations for spatial planning in Europe. London, Routledge.? Goosen, H., M. d. Groot, et al. (2009). Klimaateffectatlas 1.0, Algemeen,Alterra, DHV, KNMI.? Heusinkveld, B. G., L.W.A. v. Hove, et al. (2010). Use of a mobile platform forassessing urban heat stress in Rotterdam 7th Conference on Biometeorology,Freiburg, Centrum Water en Klimaat (Alterra, Research Institute for the GreenWorld).? Levett-Therivel (2004, Revised 2007). Strategic EnvironmentalAssesment andclimate change, Guidance for practitioners.? VROM-raad (2007). De hype voorbij, Klimaatverandering als structureel ruim-telijk vraagstuk.
Reacties