Inlog auteurs
inloggen bij Toets
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
word lid
Home / Artikelen

Digitale MER: van verplichting naar interactief hulpmiddel

- 15 mei 2017

In de beeldvorming zijn gebruikers en bestuurders milieueffectrapportage (m.e.r.) door de jaren steeds meer gaan zien als een wettelijke verplichting in plaats van als nuttig instrument voor de besluitvorming. Nieuwe ontwikkelingen en mogelijkheden in de ICT, ofwel buiten de wereld van m.e.r. en besluitvorming, kunnen het tij keren. Deze bieden vandaag de dag allerhande kansen om informatie voor besluitvorming in een toegankelijke, aantrekkelijke en interactieve digitale vorm op te bouwen en te delen. Een eerste pilotproject laat de mogelijkheden zien en is met enthousiasme ontvangen in het werkveld. Op de ingeslagen weg zal zeker worden voortgegaan. Aan die weg wordt continu doorontwikkeld en gebouwd om hem optimaal te kunnen blijven benutten en de voordelen van de digitale wereld voor m.e.r. ten volle te verzilveren voor de praktijk.

We praten binnen de wereld van m.e.r.-experts in Nederland en internationaal al lang over het slechte imago van m.e.r., maar we zoeken steeds in de voor de eigen groep bekende omgeving naar oplossingen. We doelen op het imago van dikke rapporten, die door weinigen worden gelezen. Of de negatieve ‘framing’ door te wijzen op lange proceduretijden en hoge kosten. Dat imago is deels terecht; er worden dikke rapporten gemaakt. Maar dat is vaak niet zozeer aan het instrument te wijten doch meer aan het proces met de verschillende stakeholders en de eisen aan achterliggende besluiten. Soms is dat proces nodig en niet te voorkomen. Maar in veel situaties kan er wel degelijk gewerkt worden aan korte en betere documenten. Tijdig met het MER beginnen, goed ‘scopen’, experts bij de uitwerking van de onderzoeksthema’s ‘in toom’ houden en een navolgbare schrijfstijl met goede redactie en samenvatting blijven belangrijke aandachtspunten in het m.e.r.-proces.

Echter, gezien het feit dat we al jaren dezelfde discussies hebben ten aanzien van deze verbeterpunten, is duidelijk dat we weinig succesvol zijn geweest om het negatieve imago te verbeteren. Daarmee wordt het instrument m.e.r., dat zeker een belangrijke bijdrage kan leveren aan de besluitvorming, tekort gedaan. Omdat we als m.e.r.-experts vooral vanuit ons eigen denkraam naar mogelijke oplossingen zoeken, hebben we de kansen en mogelijkheden die op andere vlakken ontstaan tot voor kort genegeerd. En dan gaat het onder meer om de kansen die de digitale ontwikkelingen bieden voor het proces van m.e.r. en het product wat daarbij wordt gemaakt: het milieueffectrapport (MER).

Misschien dat de mogelijkheden van ICT wel werden opgemerkt, maar benut zijn ze nog maar nauwelijks. Natuurlijk wordt GIS al langere tijd toegepast en worden al jaren modellen voor het berekenen van effecten toegepast. Maar voor veel andere ontwikkelingen bestond en bestaat toch het beeld dat nieuwe (visuele en andere) technieken veel tijd kosten en daarmee te duur zijn voor inzet in een m.e.r.-traject. De ontwikkelingen in ICT gaan de laatste jaren zo hard en bovendien hand in hand met kostenreducties in dataverzameling, open source en bewerking dat, als die vooronderstelling al klopte, die nu niet meer valide is.

Digitale interactieve MER is geen pdf

Een pdf van een papieren MER bestaat al langer en is regelmatig op websites van bevoegde gezagen of initiatiefnemers te vinden. Over die digitale vorm gaat dit stuk niet. We praten hier over een MER dat de informatie biedt, die nodig is voor de besluitvorming, in een zodanige vorm dat deze zoveel mogelijk interactief en in niet-tekstuele vorm wordt geleverd. Bijvoorbeeld in de vorm van film, foto’s, kaarten, tabellen, infographics of zelfs audio.

Veel van deze technieken zijn niet nieuw en worden in verschillende branches al lang gebruikt. De combinatie van al die producten om een verhaal te vertellen, de benodigde onderbouwing en uitleg daarbij te geven zoals dat in een goed ‘traditioneel’ MER moet gebeuren, dat is nieuw. Dat lijkt misschien eenvoudig, maar is in de praktijk niet te onderschatten. Het vraagt van vele spelers in het proces van het opstellen van het MER een andere manier van werken waarbij allemaal nieuwe ‘skills’ om de hoek komen. Bij het pilot project Houtribdijk hebben we daar ervaring mee opgedaan dat nu ook al in andere projecten wordt toegepast.

Kansen en uitdagingen

Bij een ontwikkeling als deze kijk ik het liefst allereerst naar de kansen. Het leuke van een dergelijk nieuwe invalshoek is dat degene met wie je spreekt niet begint over de mogelijke problemen maar dat bijna bij elk gesprek weer extra kansen worden gesignaleerd. Mensen, ook juist experts, die niet eerder in deze richting gedacht hebben, zien opeens allerlei mogelijkheden voor de situaties waar zij tegenaan liepen in ‘het verleden’.

Eén van de belangrijkste kansen is de vergroting van de toegankelijkheid waardoor veel mensen gemakkelijker en dus meer betrokken worden bij de ontwikkelingen die in hun buurt plaatsvinden. Dat raakt aan de kern waarvoor m.e.r. wordt uitgevoerd. Er ontstaan ook kansen voor initiatiefnemers die met de activiteiten die voor de planstudiefase worden uitgevoerd ook het basismateriaal hebben voor de vervolgstap, de voorbereiding op de realisatie, waardoor zaken niet opnieuw hoeven te worden uitgezocht en kosten kunnen worden bespaard. Op vele gebieden zijn voorbeelden te bedenken zoals de connectie met social media, of de koppeling met baseline data via bijvoorbeeld sensortechnieken. Maar ook het blote feit al dat de m.e.r.-praktijk hiermee een weg inslaat die aansluit bij de belevingswereld van de opkomende en toekomstige generaties maakt dat we die voordelen goed moeten doordenken en benutten.

En zoals er vele voordelen zijn, zo zijn er ook nadelen te benoemen. Het gemak waarmee informatie gekoppeld kan worden aan een MER maakt ook dat het nut en de relevantie van die informatie voor de besluitvorming uit het oog verloren kan worden. Wanneer te weinig kritisch en selectief informatie wordt gestapeld bestaat het gevaar dat lezers ‘door de bomen het bos niet meer zien’. Met te gelikte animaties, infographics en films kan de lezer het idee krijgen dat hij in een reclameboodschap terecht is gekomen waardoor de informatie niet meer als onafhankelijk en betrouwbaar wordt beoordeeld. Het opstellen van een MER is niet hetzelfde als wetenschappelijk onderzoek maar het moet wel helder, navolgbaar, verifieerbaar, kortom betrouwbaar zijn. Maar als dat gewaarborgd is, dan mag de visuele informatie natuurlijk best van hoge kwaliteit zijn, beter nog, dat zou mijn voorkeur hebben.

En dan zijn er natuurlijk nog de technische uitdagingen, ook al is er al heel veel mogelijk op dit moment. Maar het zal zeker tijd kosten voordat de opstellers van MER dat proces goed in de vingers hebben, ze daarbij de juiste partners hebben gevonden en de opdrachtgevers weten wat ze precies moeten vragen. Dat is zeker een uitdaging die vanwege de vernieuwende aanpak voor veel mensen in het vak een enorme energie creëert. In het zojuist afgesloten jaarlijks congres van de International Association for Impact Assessment (IAIA) in Montreal heb ik dit bij vele mensen uit de hele wereld gemerkt. Men ziet (vaak landspecifieke) belemmeringen, maar men wordt voornamelijk enthousiast van de richting waarin de ontwikkelingen gaan.

Zijn we er nu dan?

Op de vraag of we er met het uitgevoerde pilotproject al zijn, is het duidelijke antwoord: nee. Er is nu één digitaal interactief MER opgesteld. Daarbij zijn bepaalde keuzes gemaakt. Die keuzes bepalen hoe het eruit is gaan zien, hoe er technisch mee omgegaan kan worden en hoe het gepubliceerd kan worden. Er zijn echter allerlei andere vormen mogelijk. En bij elk van deze vormen moet gekeken worden naar wat het beste werkt, hoe zaken beveiligd kunnen worden, hoe het reviewproces door bijvoorbeeld het bevoegd gezag gedaan kan worden. En bij al die stappen en keuzes zullen gekwalificeerde mensen nodig zijn. IT-experts, creative designers, GIS-experts maar vooral ook m.e.r.-experts die doorgronden wat de nieuwe werkwijze betekent voor hun werk. Het vraagt speciale skills die niet altijd bij de huidige experts voorhanden zijn. Ook hier blijkt de kreet ‘een leven lang leren’ een absolute noodzaak om de verandering mee te kunnen maken.

Hoe kijken partijen naar deze ontwikkeling?

In het kader van het pilotproject is meerdere malen met mensen gesproken die bij m.e.r. betrokken zijn: bevoegd gezagen van rijk, provincies en gemeentes, juristen, adviseurs en de onafhankelijke Commissie voor de m.e.r. die in Nederland toetst of het MER de essentiële informatie bevat voor de besluitvorming. Daarnaast zijn er allerlei reacties binnengekomen op dit initiatief via social media, in gesprekken tijdens presentaties bij overheden en adviesdiensten en op het eerder genoemde IAIA congres. De reacties in deze gesprekken zijn bijna allemaal zeer positief. Men is blij met de ontwikkeling. Nadat goed duidelijk is wat het nieuwe MER inhoudt, komen ook de eerste vragen. Vragen over wat het voor de mensen persoonlijk, voor hun werk betekent. Maar ook de belemmeringen of juist kansen die men ziet, komen dan naar voren, zoals hiervoor benoemd.

De Nederlandse Commissie voor de m.e.r. heeft op verzoek een formeel advies uitgebracht over het concept van de digitale interactieve MER zoals dat in het pilot project, met support van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, is uitgevoerd. Allereerst geeft de Commissie aan dat het digitale MER beter toegankelijke informatie biedt en ze ziet de ontwikkeling duidelijk als positief. Vervolgens geeft de Commissie een aantal aanbevelingen. Aanbevelingen van technische aard zoals het opnemen van een zoekfunctie om snel bepaalde onderdelen te kunnen vinden en het opnemen van de mogelijkheid om aantekeningen te kunnen opnemen. Ook wordt nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de aansluiting bij de ontwikkelingen rond de nieuwe Omgevingswet in Nederland waarin een groot aantal sectorale wetten worden ondergebracht en waarin digitalisering en het gebruik van digitale data nadrukkelijk aandacht krijgt. In een derde aanbeveling is aangegeven dat het beheren en opslaan van digitale files een belangrijk aspect is dat eveneens moet voldoen aan wettelijke vereisten. Als laatste doet de Commissie de aanbeveling om te kijken naar de gebruiksvriendelijkheid voor diverse groepen, de kansen voor meer interactieve plannings- en besluitvormingsprocessen en de effecten voor kosten en baten die deze ontwikkeling met zich meebrengt. Veel van de opmerkingen en reacties zullen in de komende tijd door verschillende partijen onder de loep worden genomen. Dat is goed, deze ontwikkeling kan door meerdere partijen opgepakt worden, het is iets waar alle betrokkenen bij m.e.r. aan kunnen bijdragen.

Opmerkelijk bij veel van de ingebrachte reacties tot nu toe is dat deze net zo goed bij het huidige proces geplaatst hadden kunnen worden, bijvoorbeeld de relevante vraag of het MER door mensen met dyslexie goed te volgen is. Blijkbaar was een regelmatige beschouwing van onze ‘klassieke’ werkwijze zover op de achtergrond geraakt dat een geheel nieuwe benadering deze vragen weer naar voren heeft gebracht. Ook daar zit winst.

Conclusie

Met de pilot hebben we iets in gang gezet waar in Nederland en internationaal veel belangstelling voor bestaat en wat naar mijn idee niet meer gestopt zal worden. Het hangt af van de wisselwerking tussen ‘early adopters’ die het werkelijk willen gaan toepassen, m.e.r.-makers en overheden. Vooral de early adopters die het in de praktijk gaan toepassen ondanks de onbekendheid en het feit dat  ontwikkelingen nog volop gaande zijn. En partijen als overheden en m.e.r-makers die investeren om die benodigde ontwikkeling ook daadwerkelijk door te zetten en uit te voeren en daarvoor middelen beschikbaar zullen stellen. Afhankelijk van die wisselwerking zal het snel of langzamer kunnen gaan. In sommige landen zal de wetgeving nog aanpassing behoeven, maar dat het hulpmiddel om milieu een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven door deze digitale ontwikkeling zal veranderen, dat staat voor mij vast. Voor meer informatie, kijk op: www.royalhaskoningdhv.com/theneweis

Auteur

Drs. ing. Paul Eijssen  (088 3482988, paul.eijssen@rhdhv.com ) is strategisch adviseur effectstudies bij Royal HaskoningDHV.

Reacties

Stijn 22 juli 2017 14:00

Goed initiatief!

Peter van de Laak - Milieuregie 18 mei 2017 12:13

Deze stap naar een digitaal MER juich ik van harte toe! Zeker denk ik ook dat de ontwikkeling van een digitaal MER positief doorwerkt op het imago van m.e.r. Terecht wordt opgemerkt dat we er daarmee nog niet zijn. Tijdens het VVM Café georganiseerd door de sectie MER over milieulobby voor de Tweede Kamer werd nog eens pijnlijk duidelijk dat het discours over m.e.r. wordt gedomineerd door de nadruk op efficiency en beperking van onderzoekslasten. De ontwikkeling van een digitaal MER past prima binnen dat discours. Voor een beter imago van m.er. is ook een aantrekkelijk positief discours nodig over m.e.r. wat tegenwicht kan bieden aan het dominante discours dat milieueffectrapportage voornamelijk ziet als kostenpost en moetje.

x Met het invullen van dit formulier geef je Toets en relaties toestemming om je informatie toe te sturen over zijn producten, dienstverlening en gerelateerde zaken. Akkoord
Renda ©2024. All rights reserved.

Deze website maakt gebruik van cookies. Meer informatie AccepterenWeigeren